Foto van de week 6 -12 december 2021
- lettergrootte lettergrootte verkleinen Lettergrootte verkleinen
ANSICHTEN afl. 157 Haaksbegen. Interieur St. Pancratiuskerk
Het fraaie interieur van de St. Pancratiuskerk omstreeks 1940. De ansichtkaart is uitgegeven door Huis in ’t Velds Boekhandel (“Letje”) en werd in 1943 gepost voor de familie Van Doorn in “’t Dorp ’t Goij post Houten (U)”. ’t Goij is een dorp (eigenlijk zijn het er twee) in de gemeente Houten in de provincie Utrecht. De afzender van deze kaart is de parochieherder van Haaksbergen, pastoor Elberssen, met zijn kenmerkende bijna onleesbare handschrift. Hij hield de boodschap kort en schreef: “MBW”. Mogelijk bedoelde hij hiermee “met de beste wensen”.
Gesamtkunstwerk
We zien op de foto het priesterkoor van de Pancratiuskerk, zoals deze is ontstaan bij de kerkvergroting uit 1888. De architect van de kerkuitbreiding was Alfred Tepe uit Utrecht. Deze was uitgegroeid tot de belangrijkste architect van neogotische kerkgebouwen in het bisdom Utrecht. Tepe werkte met diverse kunstenaars samen, waaronder de beeldhouwer F.W. Mengelberg en de glazenier H.J.J. Geuer. Voor het nieuwe priesterkoor van de Pancratiuskerk werden in de ateliers van Mengelberg een altaar met communiebank en preekstoel vervaardigd. Stuk voor stuk kunstwerken die werden voorzien van fraai houtsnijwerk. Het altaar van Mengelberg staat centraal op deze foto met aan de voorkant de tekst: “Ik aan-bid U o verborgen God”. In de ateliers van Geuer werden de gebrandschilderde ramen vervaardigd. Alle drie waren ze lid van het Utrechtse St. Bernulphusgilde, een vereniging van geestelijken (later ook leken) die ijverden voor de herleving van kerkelijke kunst en architectuur. Oprichter was de Utrechtse pastoor G.W. van Heukelum. Hij wist kunstenaars om zich heen te verzamelen die zijn ideaalbeeld van (neo-)gotiek vorm konden geven. Behalve de architect Tepe waren dit de beeldhouwer F.W. Mengelberg, (evenals Tepe en Mengelberg uit Duitsland afkomstig) en de edelsmid Gerard Brom. Hun gezamenlijke inspanningen leidden tot kerken die als een ‘Gesamtkunstwerk’ van top tot teen volgens de ideeën van het Gilde waren vormgegeven.
Het altaar op de foto is nog weelderig ingericht. Helaas overleefde het het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) niet. Dit bracht vergaande liturgische en architectonische vernieuwingen teweeg. Als gevolg hiervan werden tijdens en na het Concilie veel kerkinterieurs sterk versoberd en verdween in de Pancratiuskerk het fraaie Mengelberg-altaar ten gunste van een veel soberder exemplaar. Tot het Concilie vierde een priester de mis richting het oosten, dus met de rug naar het volk. Na de vernieuwing ging hij met het gezicht naar het kerkvolk voor.
Een goed behouden kerkinterieur van het St. Bernulphusgilde is de Sint-Willibrordkerk, een wat verscholen kerkgebouw in het centrum van Utrecht. Het godshuis is eigendom van de St. Willibrordusstichting, die door pater Winand Kotte werd opgericht. Het bisdom wilde de kerk aanvankelijk slopen. Dankzij de inspanningen van de uit Twente afkomstige Kotte kon deze uiterst fraaie kerk behouden blijven. Het interieur is een lust voor het oog. Het is de moeite waard om even een kijkje te nemen bij een bezoek aan de Domstad.
Pastoor Elberssen
Eind 1941 werd Henricus Everardus Elberssen benoemd tot pastoor te Haaksbergen. Hij werd de opvolger van pastoor Wienholts, die dertig jaar leiding had gegeven aan de parochie en 9 december 1941 was overleden. Elberssen werd op 20 juni 1886 te Amersfoort geboren en was de zoon van de landbouwer Antonius (Antonie) Elberssen en Rutgarda (Rutje) van Dijk. Zijn ouders kregen negen kindern, waarvan er vijf jong overleden. Van de vier overgegebleven kinderen was de latere pastoor van Haaksbergen de jongste. Hij groeide op met een broer en twee zussen op de boerderij aan de Hooglandscheweg. Zijn broer Joannes Joseph vertrok in 1890 naar Culemborg, waar een kleinseminarie was gevestigd. In een kleinseminarie, een instelling van secundair onderwijs, werden de leerlingen voorbereid op de eigenlijke priesteropleiding in een seminarie. Een kleinseminarie was vooral een opleiding voor jongens in de leeftijd van 12 tot 18 jaar. Negen jaar later werd Joannes Joseph in augustus 1899 tot priester gewijd, waarna hij tot kapelaan van Eibergen werd benoemd. Waarschijnlijk is deze grote broer het voorbeeld geweest voor de jongste telg uit het gezin Elberssen. Deze raakte geïnspireerd en vertrok, een maand na de priesterwijding van zijn broer, op 13-jarige leeftijd eveneens naar Culemborg, voor de opleiding aan het kleinseminarie. Daarna volgde het grootseminarie. Dit was het seminarie Rijsenburg te Driebergen. Elberssen ontving de priesterwijding op 15 augustus 1910 in Utrecht door Henricus van de Wetering, de toenmalige aartsbisschop. Gelijktijdig werd ook B.J. Wirtz, de latere bouwpastoor van St. Isidorushoeve, tot priester gewijd.
Periode 1910-1941: aalmoezenier en priester in vijf provincies
Elberssen werd direct na zijn wijding benoemd tot assistent in Gendringen, waar hij vervolgens kapelaan werd. In maart 1912 volgde er een benoeming tot kapelaan in Steenwijkerwold. Binnen het jaar werd hij in januari 1913 als kapelaan overgeplaatst naar Vaassen (gemeente Epe). Na drie jaren Veluwe volgde Friesland en kon hij vanaf februari 1916 als kapelaan in Sneek aan het werk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verzorgde Elberssen, vanuit Sneek, als (kapitein) aalmoezenier te velde de geestelijke belangen van de gemobiliseerden en de leden van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm. Dit deed hij in opdracht van het Nederlandse leger. Op 30 juli 1926 kreeg Elberssen eindelijk een pastoorsbenoeming. Hij was door de aartsbisshop van Utrecht benoemd tot pastoor van Wateren bij Diever in Drenthe. De kolonie Wateren ligt in het werkgebied van de Maatschappij van Weldadigheid (tegenwoordig werelderfgoed). Ook de parochie lag in het werkgebied van ‘de Maatschappij’ en was in 1893 ontstaan in de ontginningen tegen de Friese grens. Het had de naam H. Andreas te Zorgvlied, een naam die ontleend is aan een verdwenen pand Huize Zorgvlied.
De Maasbode van 13 december 1926 bericht dat in het ziekenhuis te Amersfoort, de Zeereerwaarde Heer J.J. Elberssen, pastoor te Wijk bij Duurstede, die morgen is overleden. Het bericht bereikte ook de pastorie van Zorgvliet. Pastoor H.E. Elberssen moest zijn voorbeeld en oudste broer missen, die veel te vroeg op 52-jarige leeftijd was heengegaan.
Na ruim drie jaar Drenthe volgde er een benoeming in Utrecht en werd Elberssen het herdersambt over de parochie van ’t Goij bij Houten opgedragen. Hier zou hij ruim 11 jaar werkzaam blijven. In augustus 1935 vierde hij hier zijn zilveren priesterfeest. De krantenberichten hierover laten weten dat de pastoor geliefd is. “De bloei van den Jongboerenbond is voor een belangrijk deel te danken aan den arbeid, dien pastoor Elberssen zicht daarvoor getroost”. Ook zijn nevenfuncties worden opgesomd: “eerelid van het Gewestelijk Verband provincie Friesland, bestuurslid van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie en voorzitter van de drie pauselijke missiegenootschappen van het dekenaat Culemborg”.
In november 1938 werd er na 20 jaar in Leeuwarden een herdenkingsavond van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm georganiseerd met een “schitterende geluidsfilm: 20 jaren Landstorm”. Eén van de drie toespraken werd gehouden door Pastoor H.E. Elberssen, “die in de Novemberdagen van 1918 met de Friesche Vrijwilligers naar Den Haag trok”.
Na vreugde volgde er ook verdriet in ’t Goij. Begin 1941 werd er een dubbele moord gepleegd. Een 59-jarige landbouwer maakte “in een vlaag van verstandsverbijstering” een einde aan het leven van zijn vrouw en hun kleindochtertje van acht maanden. De plechtige H. Requiemmis werd opgedragen door pastoor Elberssen. Reeds vroeg in de morgen werd de kist, waarin het lichaam van de baby in de armen van de grootmoeder lag, van het huis waar ze werden vermoord, naar de r.-k. kerk gedragen. Het kleine landelijke kerkje was geheel bezet. Na de Mis en de absoute werd de kist uitgedragen naar het kerkhof achter het kerkje. “Toen de kist in de groeve werd neergelaten, maakte zich van de belangstellenden een groote ontroering meester. Talloos waren de bloemstukken, die de baar vergezelden”.
Verzet in de Haaksbergse pastorie
Halverwege december 1941 werd Elberssen benoemd tot pastoor te Haaksbergen, waar hij op 30 december door deken A.J. Weijenborg van Hengelo werd geïnstalleerd als parochieherder van de Pancratius. In Haaksbergen kreeg hij de ondankbare taak om kerk en pastorie zo goed en kwaad als het ging, door de oorlogstijd heen te sturen.
Elberssen staat in het dorp bekend als de ‘pastoor van het verzet’. Hij bleek niet bang voor de bezetter. In zijn zondagse preken nam hij geen blad voor de mond. Hij hielp onderduikers en verstrekte valse papieren en paspoorten, ook aan gestrande geallieerde militairen. Hij werd hierbij geholpen door secretarie-personeel van het gemeentehuis. De vervalsingen werden ’s avonds ‘klaargemaakt’ in het kippenhok dat in de pastorietuin stond. Het hiervoor benodigde materieel werd naderhand verstopt achterin het tabernakel. Het gros van het betrokken gemeentepersoneel moest naderhand onderduiken. Elberssen had ook een aandeel in de verdeling van distributiebonnen, die niet zelden ergens waren geroofd. Bij hem op de pastorie was van alles te verkrijgen wat elders niet meer te koop was: naaigaren, naalden, lucifers, olie, broodkaarten enz. Zelf was hij privé niet gehecht aan zijn spullen. Na een bombardement op Enschede schonk hij zijn meubilair aan getroffenen. Op de dag van de bevrijding was de pastorie één van de eerst gebouwen waar de nationale driekleur werd uitgestoken. Tijdens de bevrijding op 1 april 1945 beschadigde een Engelse tank met zijn loop een steunbeer van de kerk. Elberssen liet een herinneringssteen plaatsen met het opschrift: LIBERATIO A VI TEUTONICA Ao Di MCMXLV.I.IV. (bevrijdt van het Germaanse geweld of bevrijdt van de Duitsers anno 1945-1-4).
Het afscheid
Pastoor Elberssen heeft na de oorlog niet lang van de vrijheid mogen genieten. In het voorjaar van 1947 werd hij ziek. Hij overleed op 2 juli 1947, vrij onverwacht, in het ziekenhuis van Hengelo, waar hij een dag eerder naar toe was gebracht. Op zaterdagmorgen 5 juli werd hij op de parochiebegraafplaats aan de Enschedesestraat begraven.
Pastoor Elberssen genoot in een aantal plaatsen van zijn werkbare leven grote bekendheid. Zijn rol als kapitein aalmoezenier in de Eerste Wereldoorlog leverde hem een benoeming tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau met de Zwaarden op. Dat pastoor Elberssen een grote plaats innam in de harten van zijn parochianen en ook bij ‘andersdenkenden’ bleek wel uit de grote belangstelling tijdens zijn uitvaart. De Twentsche Courant van 7 juli 1947 bericht hierover het volgende: “Vele geestelijke en wereldlijke autoriteiten gaven van hun belangstelling blijk, waaronder vele niet-katholieken. O.M. waren aanwezig de hoog eerw. heren Huurndeman, vicaris van het bisdom; deken van den Berg; het lid van Gedeputeerde Staten van Overijssel de heer Huis in ’t Veld [woonde in Haaksbergen], de hoofdbestuurder van de A.B.T.B. de heer Evers, de burgemeester, weth. en secretaris der gemeente Haaksbergen, landelijke en plaatselijke afgevaardigden van de Stichting 1940-1945, waarvan de overledene plaatselijk voorzitter was en talloze anderen”. Pastoor Elberssen lag opgebaard in het St. Antoniusziekenhuis aan de Braak. Vroeg op die zaterdagmorgen werd hij door collectanten in de lijkwagen gedragen, die hem naar de kerk overbracht. De wagen werd voorafgegaan door zangkoor, aansprekers, geestelijke functionarissen, misdienaars, bruidjes en afgevaardigden van allen r.-k. stands-, vak-, sport- en andere organisaties en verenigingen met omfloerste vlaggen en vaandels. In de stoet werden vele bloemstukken meegevoerd, evenals de versierselen van de orde, waarin de pastoor Ridder was. De Pancratiuskerk was tot in alle hoeken bezet. Celebrant was deken Weijenborg van Hengelo. Hij werd geassisteerd door drie geestelijken waaronder kapelaan Dijkman (latere bouwpastoor van de O.L.V. van Lourdes). De lijkrede werd uitgesproken door een leraar van het kleinseminarie te Apeldoorn. Vooral Elberssens werken tijdens de bezettingsjaren passeerden hierin de revue. De absoute werd verricht door deken Weijenborg, die hierbij geassisteerd werd door de pastoors van de buurtparochies, pastoor Brandsma (Veldmaat, een persoonlijke vriend) en Bouwmeester (St. Isidorushoeve). Tijdens de gang naar de begraafplaats vormden de leerlingen van alle katholieke scholen in Haaksbergen een erehaag tussen kerk en begraafplaats. Eigenlijk vreemd dat we wel een pastoor Wienholtsstraat hebben, maar dat pastoor Elberssen het tot op heden zonder benoeming moet doen, maar wat niet is kan nog komen.
Bronnen:
Historie der kerken van Haasbergen; Pancratiuskerk; het gezicht van Haaksbergen blz. 122-124;
Bidprentje; akten Burgerlijke Stand en Bevolkingsregisters via www.wiewaswie.nl en diverse krantenartikelen via www.Delpher.nl en gids Sint-Willibrordkerk Utrecht.
Foto afkomstig van de Facebookpagina Oud-Haaksbergen: https://www.facebook.com/groups/171140093245568, geüpload met commentaar door Eric Ooink van de Historische Kring Haaksbergen